:    Intro    :    Personally    :    Niederlande     :     Rotterdam     :    Delfshaven    :     Hamburg & Alster    :    Links    :

Piet Heyn

     


P I E T   H E Y N  -  zoon van Delfshaven
(in het nederlands)



    Piet Heyn of precies: Pieter Pieterszoon Heyn werd op 25 november 1577 geboren in een klein huisje in de Kerkstraat, ook wel 'Kerkhofsteeg' en tegenwoordig Piet Heynstraat geheten. Zijn ouders waren arm en de familie Heyn moest elke cent driemaal omdraaien. Vader Pieter Heyn werkte als visser op de haringvloot van Delfshaven. Met zijn karige loon moest hij zijn gezin, bestaande uit vrouw en drie kinderen, zien te onderhouden. De moeder van Piet Heyn wilde dat haar zoon, in tegenstelling tot zijn vader, een veilige baan aan de wal zocht. Desondanks ging hij tegen de zin van zijn moeder met zijn vader mee naar zee. De jonge Heyn had weinig geluk en werd gevangen genomen door de Spanjaarden. Hij werkte zo'n vier jaar als galeislaaf. Na zijn vrijlating koos hij opnieuw voor de zee en werkte als schipper op de koopvaardij. Wederom werd hij gevangen genomen door de Spanjaarden. Na de slag bij Nieuwpoort werd hij samen met andere gevangenen vrijgelaten.
Heyn werd vervolgens schipper voor eigen rekening en zette koers richting Middellandse Zee. Als particulier schipper verdiende hij een aanzienlijk vermogen, zelfs zo veel dat hij de gemeente Delft grote sommen geld kon lenen. Hij trad in 1623 in dienst van de West-Indische Compagnie (WIC). De WIC had bijzondere interesse in de Portugese bezittingen in Brazilië. Heyn veroverde als gezaghebber van de WIC San Salvador in Brazilië.

         
Tekeningen van de verovering van de "Spaanse Zilvere Vloot"

In 1626 werd hij als admiraal van een grote vloot naar de Caribische Zee gezonden om met de daar aanwezige scheepsmacht van Boudewijn Hendrikszoon een Spaanse zilvervloot te veroveren. Piet Heyn kon de schepen van de inmiddels overleden Hendrikszoon niet traceren en voldeed niet aan zijn opdracht. Maar op zijn speurtocht naar de vloot van Hendrikszoon haalde hij in 1627 in de Allerheiligenbaai een aanzienlijke buit binnen. Het bekendste wapenfeit uit de loopbaan van Heyn is de verovering van de Spaanse zilvervloot bij en in de baai van Mantanzas op 6e en 7e september 1628. De oorlogsbuit die hij veroverde op generaal Benevides, bestond uit twaalf miljoen gulden. Voor die tijd een immens vermogen.
De stad Rotterdam verkeerde in een feeststemming. Uit kerkelijke rekeningen bleek dat aan pek tonnen voor het branden van vreugdevuren achttien gulden was betaald. Ook van het 'beluijen van de kerkklokken over de victorie van de Silveren vloot' bestaat een rekening van drie gulden.

De roem van Piet Heyn als uitstekend strateeg en tacticus snelde hem vooruit. Bovendien had hij de naam een krachtige en rechtvaardige leider te zijn van wie een groot enthousiasme uitging. Voor Prins Maurits en de Staten van Holland en West-Friesland was hij dé man om als buitenstaander de marine te vernieuwen. In 1629 werd hij als luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland aangesteld. De nieuwe bevelhebber was slechts enkele maanden in functie toen hij sneuvelde in een gevecht tegen de Duinkerkse kapers bij de 'Vlaamsche Banken'. De roemrijke loopbaan van eindigde abrupt op 20-juni-1629. Piet Heyn werd 51 jaar; hij werd op 4 juli in de Oude Kerk in Delft begraven. Zijn tombe in de Oude kerk te Delft is het werk van Pieter de Keyser. Pieter Pieterszoon Heyn is niet vergeten. Zijn heldendaden blijven voortleven, vooral in liederen op de tribunes van de voetbalstadions.

                 
Portrait-Schilderijen van Luitenant-Admiraal Pieter Pieterszoon Heyn

Koning Willem III onthulde op 17e oktober 1870 het standbeeld van de Delfshavense zeeheld Pieter Pieterszoon Heyn. De admiraal die ooit de Spaanse zilvervloot veroverde, werd 150 jaar na zijn dood geëerd met een indrukwekkend standbeeld. Het beeld is drie meter hoog en gemaakt van Udelfangersteen. Het stelt de admiraal Piet Heyn voor op het moment dat hij het commando geeft om de vloot van de Duinkerkse kapers aan te vallen. Symbolen onderstrepen de macht die hij had op het toppunt van zijn roem. Met zijn rechterhand omklemt hij de bevelhebbersstaf, terwijl hij met de linkerhand zijn zwaard vasthoudt. Op zijn wapenrok prijkt een onderscheiding die hij kreeg na de verovering van de zilvervloot. Zoals de mode in die tijd voorschreef, is Heyn gehuld in een wapenrok, zijn korte broek reikt tot de knie en zijn voeten zijn gestoken in hoge zeelaarzen. Als bevelhebber van de zeemacht had Heyn de beschikking over oorlogsschepen. Het kanon aan zijn voeten met het anker en het daaraan bevestigde touw waarin een knoop is gelegd, symboliseren de vloot.

















  Man sollte an die
  Vergangenheit
  denken, ohne
  sich allzu schwer-
  mutig Sehnsucht
  in sie zu
  versenken.


  Vincent van Gogh



































  Wir wollen aus
  der Vergangen-
  heit das Feuer
  übernehmen,
  nicht die Asche.


  Jean Jaurés


    Jos Graven, een beeldhouwer uit 's Hertogenbosch, heeft het standbeeld vervaardigd, zoals blijkt uit de achterzijde van het beeld onder in de plint waarin zijn naam staat gebeiteld. De fotografie was in de tijd van Piet Heyn nog niet uitgevonden. Toch probeerde Graven een beeld te maken dat gelijkenis vertoonde met de levende Heyn. Daarom heeft hij voor het gelaat van Heyn gebruik gemaakt van een tekening van de schilder Houbraken. Het voetstuk, waar het standbeeld op staat, is vervaardigd uit Escausinsche steen, en is 2,86 meter hoog. Het is gemaakt door de steenhouwer J.B. Verhoogh. Op de voorzijde van het voetstuk is het wapen van Piet Heyn afgebeeld: een kraai op een heining die beschermd is door een helm. Daarachter kan men de favoriete zinspreuk van Heyn lezen: 'Argentum Auro, Utrumque, Virtuti Cedit'. Vrij vertaald betekent deze spreuk: 'Het is mooi dat ik de zilvervloot heb gewonnen, maar goud en deugdzaamheid zijn belangrijker dan zilver'.



Standbeeld van Piet Heyn

    Ook de wapenschilden van Delfshaven en Holland zijn weergegeven. Links zijn de haring en de drie korenaren van Delfshaven afgebeeld met de tekst: 'geboren te Delfshaven 25-november-1577'. Rechts is het wapen van Holland te zien: een staande leeuw met een kroon, met de inscriptie 'De heldendood gestorven op 20 juni 1629'. Het immense beeld dat inclusief voetstuk 6,26 meter hoog is, heeft vele jaren de verkeerde richting uit gekeken: het beeld keek naar het centrum van Rotterdam. Op 28 september 1985 is het standbeeld van Piet Heyn gedraaid. Sindsdien kijkt hij weer uit over de Achterhaven, naar de rivier en de zee !



D E L F S H A V E N ,  de stad van Piet Heyn

Delfshaven ontstond in 1389 toen de Delfshavense Schie werd gegraven om de stad Delft een verbinding met de Merwe (nu Nieuwe Maas) te geven. De stad Delft had in dat jaar toestemming van hertog Aelbrecht van Beieren, graaf van Holland en Zeeland, gekregen om een eigen scheepvaartverbinding te graven. Delft had in die tijd twee belangrijke industrieën: bierbrouwerijen en de lakennijverheid. Deze twee bedrijfstakken produceerden belangrijke exportproducten. Delft kon weliswaar van de Rotterdamse sluis gebruik maken (Delftsevaart, sinds 1340), maar men moest hier voor tol betalen. Bovendien had Rotterdam zelf brouwerijen en lakennijverheid. Genoeg redenen voor Delft om eindelijk een eigen verbinding met de Nieuwe Maas te hebben en de concurrerende stad Rotterdam zo een slag voor te blijven. Voortaan konden de schepen vanuit Delft via Delftse Schie aan Overschie voorbij door middel van de nieuwe Delfshavense Schie de Nieuwe Maas bereiken. Rondom deze sluis ontstond het havenstadje Delfshaven. Dit stadje was niet zelfstandig, maar had de status van een 'kolonie'.


Kaart van Delfshaven

De eerste huizen werden gebouwd aan de Kolk (nu Aelbrechtskolk) en de Haven (nu Voorhaven). Het ging goed met het stadje en in 1451 werd een tweede haven gegraven, de Nieuwe Haven (nu Achterhaven). Het Achterwater vormde de verbinding tussen kolk en de Nieuwe Haven. In het begin van de zestiende eeuw telde Delfshaven zo'n 117 huizen en vierhonderd inwoners. De meeste huizen waren van hout. Aan de groei van Delfshaven kwam een einde toen de Hoeken in 1488 (Hoekse en Kabeljouwse twisten) enorme verwoestingen aanrichten. De troepen van de Hoekse edelman Frans van Brederode plunderden Delfshaven uit en staken vele huizen en ook schepen in brand. Bijna een eeuw later in 1572 was het weer raak. De Watergeuzen, die vijf dagen ervoor Den Briel hadden ingenomen, vielen Delfshaven binnen. Nog geen week later volgden de Spanjaarden (tachtigjarige oorlog), die onder de bevelhebber Bossu, het stadje in de as legden.

Niet alleen oorlogsgeweld teisterde Delfshaven, ook de angst van de stad Delft - dat Delfshaven de moederstad zou overvleugelen - belemmerde een snelle ontwikkeling. De grote brand van Delft in 1536, waarbij een groot deel van de stad in vlammen opging, was ronduit een tegenslag voor Delfshaven. Het stadsbestuur van Delft vreesde dat vele Delftse kooplieden hun bedrijf in Delfshaven wilde herbouwen. Die angst was niet ongegrond omdat de producten die voor de export bestemd waren, in Delfshaven rechtstreeks in grotere schepen geladen konden worden. Bovendien zouden de benodigde grondstoffen, zoals graan niet eerst vanaf de rivier naar Delft behoeven te worden vervoerd. Delft nam daarom een groot aantal beperkende maatregelen. Het bouwen en repareren van schepen was voortaan verboden! De fabricage van scheepsbenodigdheden zoals zeilen, masten en touwen was ook niet langer toegestaan. Bovendien was er een verbod om huizen te bouwen en bedrijven te vestigen die met de scheepvaart te maken hadden.

Tot het einde van de zeventiende eeuw vormde de visvangst de belangrijkste inkomstenbron. Delfshavenaren visten vooral op haring, maar gingen ook op walvisvaart. De uitvinding van het haringkaken door Willem Beukelsz afkomstig uit Biervliet in 1380, maakt het mogelijk de haring te conserveren. De haring kon zo over grote afstanden worden geëxporteerd bijvoorbeeld naar Frankrijk en naar de Oostzeelanden toe. Eigenlijk was de haringvisserij, de enige bedrijfstak die voor de 18e eeuw in Delfshaven tot bloei kon komen.

                         
Wapen van Delfshaven                       Wapen van Rotterdam

In 1638 kreeg de Delfshavense haringvisserij echter een grote klap te verwerken. Tien bezitters van haringbuizen vertrokken met 36 schepen naar Rotterdam. Delfshaven verloor hierdoor bijna de helft van zijn haringbuizen. Geschrokken door deze massale verhuizing wijzigde de stad Delft haar in 1536 vastgelegde houding en de beperkingen uit dat jaar werden opgeheven. Delfshavenaren hadden nu weer meer vrijheid om een bedrijf uit te oefenen met uitzondering van het bierbrouwen. Dit monopol bleef in handen van Delft. Zo kwamen er zoutketen (voor het conserveren van vis), kuiperijen (voor de haringtonnen) scheepswerven en taanderijen (taan werd gebruikt om touw, zeilen en netten tegen rotting te beschermen). De VOC (Verenigde Oostindische Compagnie) breidde het aantal magazijnen, loodsen en werven uit. Aan het einde van de zeventiende eeuw begon de opkomst van de brandewijnindustrie. Een groot deel van de brandewijn en jenever werden in de achttiende eeuw in Rotterdam, Schiedam en Delfshaven gestookt. Van de tweehonderd Hollandse branderijen in 1772 stonden er 122 in Schiedam. Rotterdam en Delfshaven hadden er elk 22. Door deze nieuwe bestaansbron verrezen aan de randen van Delfshaven windmolens voor het malen van mout (gekiemde graankorrels). In de branderijen stookte men hieruit moutwijn en distilleerde men het vocht, na toevoeging van speciale kruiden, tot jenever.

1602 VOC    -    1621 WIC

"Vereenigde Oost-Indische Compagnie"   -   Westindische Compagnie

           
Voorhaven met vrachtzeilschepen             de molen "Distilleerketel" aan de Voorhaven

Delfshaven verlangde er sterk naar om zich te bevrijden van het juk van de moederstad Delft. De Bataafse revolutie van 1795 bood uitkomst. Het jaar 1795 luidde het einde in van de oude republiek der Zeven Verenigde Provinzien der Nederlanden. De Fransen werden als bevrijders binnengehaald. De leuze: 'vrijheid, gelijkheid en broederschap', die in die dagen overal weerklonk, vond gehoor bij de bevolking van Delfshaven. Voor hen betekende het, dat aan vierhonderd jaar Delftse overheersing een einde moest komen. Een groepje revolutionaire burgers verklaarden de stad op 28 mei 1795 zelfstandig. Delft ging niet akkoord. Het bestuur van de stad en de haven werd toevertrouwd aan 25 personen verdeeld over twee colleges. In beide colleges hadden inwoners van Delfshaven zitting. Bovendien kreeg Delfshaven de bevoegdheid om zelf beslissingen te nemen over zaken die de haven betroffen. De definitieve scheiding tussen Delft en Delfshaven kwam dan toch in het jaar 1811.
Delfshaven kreeg een eigen stadswapen (zie boven) waarin onder meer de visserij en de branderijen, de hoofdbronnen van het bestaan van de nieuwe gemeente, werden verwerkt. De kroon op haar zelfstandigheid kwam in 1825, het jaar waarin Delfshaven recht kreeg de naam stad te voeren. Ook het dorpje Schoonderloo, de Coolpolder (nu het Oude Westen) en de Bospolder behoorden tot Delfshaven.

           

Bijna alle huizen stonden in de oude kern van Delfshaven. De polders erom heen waren grotendeels weiland. De zelfstandigheid werd een teleurstelling. Het economisch verval van Holland was ook in Delfshaven voelbaar. De VOC hield in 1792 op te bestaan. Ook met de bloei van de brandewijnindustrie was het gedaan en de haringvisserij stelde niets meer voor. De achteruitgang werd bovendien versneld door een brede zandplaat die zich voor de ingang voor de haven bevond. De scheepvaart verplaatste zich hoe langer hoe meer naar Rotterdam. Delfshaven raakte steeds dieper in de schulden. In 1841 vroeg het stadsbestuur van Delfshaven om annexatie door Rotterdam. Het Rotterdamse bestuur voelde er echter niets voor om het verarmde stadje over te nemen. Veertig jaar later veranderde de houding van het bestuur van Rotterdam radicaal. De stad barstte uit haar voegen en had de grond van Delfshaven dringend nodig voor verdere uitbreiding. Delfshaven hield op te bestaan als zelfstandige gemeente op zaterdag 30 januari 1886 om 10 uur. Nu is Delfshaven een deelgemeente van Rotterdam.















































  Argentum Auro
  utrumque Virtuti
  Cedit

  Zilver wijkt voor
  het goud en beide
  wijken zij voor
  dapperheid.


  (Lijfspreuk van
  Piet Heyn
  (1577-1629)
  Nederl. zeeheld)















































  De daad is alles,
  de roem niets.

  Duits:
  Die Tat is alles,
  nichts der Ruhm.


  (J.W.von Goethe :
  Duitse
  schrijver en dichter
  1749-1832)



UP
 

© 2023   Webdesign  by  NICOLAASVERBEEK